Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Daar was een man van [1]Ramathaim-[2]Zofim, van het gebergte van [3]Efraim, wiens naam was Elkana, een zoon van Jerocham, den zoon van Elihu, den zoon van Tochu, den zoon van Zuf, een [4]Efrathiet. 1. Dit woord staat in het Hebreeuws in het getal van twee alsof men zeide tweevoudig Rama, omdat deze stad [zoals men meent] in tweeen is verdeeld geweest. Zij wordt Matth.27:57 genoemd Arimathea. 2. Dat is, de Zofieten, of der inwoners van het land Zuf, waarvan gesproken wordt onder, hfdst.9 vs.5. 3. Hiermede wordt deze stad onderscheiden van Rama in Benjamin, en van Rama in den stam Nafthali, en andere steden meer, die Rama genoemd worden. 4. Anders, een Efraimiet, gelijk Richt.12:5. Dat is, van een die in het land van Efraim geboren is, doch van afkomst was hij uit den stam van Levi; 1 Kron.6:27.